Vorige week vond het hoger beroep plaats van de twee wiettelers uit Friesland die op transparante wijze cannabis telen voor een paar coffeeshops in het Noorden des Lands.

In eerste aanleg waren zij schuldig verklaard zonder strafoplegging, een rechterlijk pardon dat al enkele jaren in alle Nederlandse rechtszalen wordt uitgesproken als het om de achterdeurproblematiek van coffeeshops gaat.

Het openbaar ministerie was tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. De Advocaat-Generaal betoogde dat het maar eens afgelopen moet zijn met een rechterlijk pardon voor cannabiszaken. Rechters lappen volgens hem de wet aan hun laars door de strafbaarstellingen tot een dode letter te verklaren. Zij gaan volgens het openbaar ministerie op de stoel van de wetgever zitten en dat mag niet.

Dat is een onzinnige en onjuiste uitspraak. Rechters oordelen al jaren consequent tot straffeloosheid van coffeeshop gerelateerde gedragingen die het gevolg zijn van cannabisverkoop. Dat doen zij met de motivering dat cannabis onder overheidstoezicht wordt verkocht en teelt de logische consequentie is van deze gedoogde verkoop. Het rechterlijk pardon is de logische reactie op de laffe en besluiteloze houding van de Nederlandse overheid en geldt als uitnodiging om uit een impasse te komen die door de overheid zelf is gecreëerd.

Rechters gaan helemaal niet op de stoel van de wetgever zitten maar nodigen deze wetgever uit om de zaken nu eens goed te regelen. Dat de wetgever hierbij wordt gehinderd door halsstarrige rechtspolitieke geesten in Den Haag valt de rechter niet aan te rekenen.

Minister Van der Steur c.s. zorgen ervoor dat criminele organisaties vrij spel houden bij de grootschalige kweek. Deze bloeiende sector in de tuinbouw verheugt zich op toenemende winsten door de aanhoudende repressie, zo laat de praktijk zien.

De thuisteler wordt achter de vodden gezeten en het stel uit Bierum wordt met straf bedreigd, ondanks dat zij er juist voor zorgen dat de achterdeur van enkele coffeeshops gevrijwaard blijft van contacten met louche beroepsmatige telers. Daar is het toch om te doen in de discussie over regulering van de achterdeur? De Bierumse telers hebben wat dat betreft de wind volledig mee.

Dat het Openbaar Ministerie een weinig geloofwaardig pleidooi hield blijkt zonneklaar uit de geformuleerde eisen. In een zaak van zeer hardnekkige recidivisten die 2.500 planten en negenhonderd stekken kweekten en waarbij ook nog eens acht kilo henneptoppen in beslag is genomen is een werkstraf niet op zijn plaats. Tenminste als het Openbaar Ministerie zichzelf in deze zaak serieus had genomen. Volgens de richtlijnen die justitie hanteert bij het formuleren van strafeisen moet in deze zaak zonder enige twijfel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minstens één jaar worden geëist.

Een werkstraf wordt alleen geëist tegen telers die voor de eerste keer zijn gepakt en niet meer dan 500 tot 1000 planten kweekten. Vanaf 500 planten wordt in de praktijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Als het Openbaar Ministerie zichzelf serieus had genomen dan waren zonder twijfel gevangenisstraffen geëist van forse omvang. Dit geldt temeer nu het stel al jarenlang teelt en niet van plan is hiermee op te houden.

Uit de opmerkelijk lage strafeis volgt dat het openbaar ministerie in deze discussie de handdoek in de ring heeft gegooid en alleen bij wijze van symboolpolitiek in hoger beroep is gegaan.

En nu maar hopen op een hof met ballen die zich niet laat leiden door formalistisch geneuzel.  Als het gerechtshof in Leeuwarden een voorbeeld neemt aan bijvoorbeeld het Amsterdamse hof in de Checkpoint zaak dan komt het wel goed. In Amsterdam werd het Openbaar Ministerie zelfs het recht op strafvervolging ontzegd van delicten die verband houden met de achterdeur van coffeeshop Checkpoint. In mijn praktijk wordt regelmatig een rechterlijk pardon uitgesproken bij achterdeurproblematiek. Dat moet vooral zo blijven.