In Nederland is het verboden om reclame te maken voor cannabis. De Opiumwet is daar klip en klaar over: ‘Elke openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van een middel als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 te bevorderen, is verboden’.  Cannabis is zo’n middel, het staat in artikel 3 van de Opiumwet. Wat betekent dit in de praktijk? Mag een coffeeshop reclame maken voor zijn bedrijf? Is in Nederland het schrijven over cannabis een strafbaar feit? En wat te denken van de honderden coffeeshops die voor hun bezoekers op de toonbank de glossy Essensie hebben staan? Het zijn vragen die een antwoord verdienen.

Maak je reclame voor softdrugs als een coffeeshop flyers, filtertips en visitekaartjes verspreidt met enkel de naam en het adres van de coffeeshop, dus zonder cannabisblaadjes of andere verwijzingen naar cannabis? Daarover vond afgelopen jaar een belangrijk proces plaats bij het Amsterdamse Gerechtshof. De officier van justitie was van mening dat dergelijke merchandise viel onder het verbod op reclame maken voor drugs en dus viel hij exploitanten jaren achtereen lastig met dagvaardingen. Maar is reclame maken voor een coffeeshop hetzelfde is als reclame maken voor cannabis?

De Amsterdamse rechtbank vond van wel en veroordeelde de coffeeshophouders. Die coffeeshophouders gingen in hoger beroep, en met succes. Het Amsterdamse Gerechtshof oordeelde in de herfst van vorig jaar dat een coffeeshop die reclame maakt voor zijn eigen coffeeshop niet het verbod overtreedt van reclame maken voor softdrugs, dus dat de boodschap ‘coffeeshop (naam en adres)’ geen reclame voor softdrugs is. Er mag echter geen aanduiding op staan die een relatie legt met cannabis.

Dat is dus duidelijk en je zou verwachten dat deze uitspraak de officier van justitie in Amsterdam tot bezinnen zou brengen. Maar nee: er wordt gewoon vrolijk doorgeprocedeerd over stukjes karton, aanstekers en onderzetters. Ging het vroeger in de rechtszaal om serieuze zaken, het afgelopen jaar heb ik tientallen uren verdaan aan dit soort flauwekul, zelfs na een duidelijke vrijspraak van het gerechtshof.

AHOJG criteria

De tussenbalans lijkt duidelijk. Je mag geen reclame maken voor het verkopen en afleveren van softdrugs maar wel voor jouw coffeeshop. Daarover bestaat sinds het najaar van 2010 geen enkele twijfel. Het is wel zo dat één coffeeshophouder door het hof is veroordeeld omdat hij een ansichtkaart in zijn winkel had liggen waarop een hennepblad stond afgebeeld met de mededeling ‘cannabis cup winner’. Dat was volgens het Hof een openlijke aanprijzing voor drugs. Tegen dit oordeel is cassatie ingesteld. Daarop is nog niet beslist.

Nu heeft een coffeeshopexploitant niet alleen te maken met het verbod van reclame voor cannabis van art. 3b Opiumwet. Hij/zij is tevens gebonden aan het verbod op affichering uit de AHOJG criteria. Daarmee wordt het gecompliceerd. De AHOJG criteria vormen een waarborg dat niet strafrechtelijk wordt opgetreden als onder deze voorwaarden softdrugs worden verkocht. Je mag als coffeeshophouder volgens de landelijke gedoogregeling niet meer dan een summiere aanduiding aanbrengen aan de gevel van jouw coffeeshop. Regels over affichering worden echter door de lokale driehoek vastgesteld. Dat is in Amsterdam gebeurd door coffeeshophouders veel meer ruimte te geven dan die ene summiere aanduiding aan de gevel. Ook merchandise zonder hennepblaadjes en zonder adresgegevens van de coffeeshop erop is toegestaan. De officier van justitie dagvaardde als er wel een adres op de aansteker stond. Dan was er volgens hem sprake van overtreding van het verbod om reclame te maken voor
cannabis. Zoals gezegd is dit geen reclame voor drugs maar voor de coffeeshop. En dat mag in Amsterdam ook niet, als je het adres van de coffeeshop erbij vermeldt. In Amsterdam krijg je dan een stap uit het Stappenplan en word je vrijgesproken van reclame voor drugs. Je schiet dus weinig op met deze vrijspraak.Houd je dus vooral aan de regels van het verbod van affichering uit de AHOJG criteria omdat je met overtreding van deze regels een bestuurlijke sanctie krijgt die erg hard kan aankomen.

Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid

Hoe is het gesteld met het publiceren van alle wetenswaardigheden uit de wondere wereld van de weed? Om maar met de deur in huis te vallen: maakt de redactie van Essensie zich schuldig aan overtreding van het verbod om reclame te maken voor cannabis?

Het antwoord is nee. Waar wellicht voor coffeeshophouders meer de nadruk kan worden gelegd op handhaving van het verbod van affichering van softdrugs, genieten journalisten een tamelijk grote vrijheid om te schrijven wat ze willen schrijven. Toegegeven, het huidige kabinet wil als het even kan iedere burger monddood maken als het gaat om het gebruik van cannabis, maar een algeheel verbod om te schrijven over cannabis ligt zelfs voor minister Opstelten moeilijk. Ook hij is nu eenmaal gebonden aan de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat slechts beperkingen op de persvrijheid toestaat die noodzakelijk zijn voor de nationale veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten etc. De Nederlandse grondwet garandeert persvrijheid en bevat een verbod van censuur, waarbij iedereen wel verantwoordelijk blijft volgens de wet.

Essensie publiceert vooral over cannabiszaden en die zijn niet verboden. Overigens zijn openbaarmakingen over cannabis voor medische of wetenschappelijke voorlichting wel toegestaan. Essensie propageert geen verkoop of aflevering van cannabis, maar schrijft meer over zaden en telen. Dat valt naar mijn mening niet onder het verbod van het aanmoedigen van het gebruik van cannabis.

Maar coffeeshophouders in Amsterdam kunnen wel rekenen op inbeslagname van de Essensie als bij een controle afbeeldingen van cannabisblaadjes worden aangetroffen. Het zijn de smalle marges van een gedoogbeleid dat soms groteske vormen heeft aangenomen.

Amsterdam, april 2011 Maurice Veldman

Dit artikel verscheen in mei 2011 in het maandblad Essensie