Dat de overheid de verkoop van softdrugs in coffeeshops toestaat vindt zijn oorsprong in een keuze van de wetgever die stamt uit 1976. De toenmalige minister van justitie Van Agt zag in dat het afgelopen moest zijn met het vervolgen van cannabisliefhebbers die in het Vondelpark, op de Dam en elders in Nederland vreedzaam hun jointje rookten en niemand tot last waren.


Ingezien werd dat de heksenjacht op al wat van doen had met softdrugs een halt moest worden toegeroepen omdat de oorspronkelijke gedachte van een verbod op cannabis achterhaald was. Die gedachte was dat het gebruik van cannabis een onaanvaardbaar risico inhield voor de volksgezondheid. Dat nu bleek na decennia gebruik door een groot aantal mensen uit de flower power generatie niet  het geval te zijn. Het vervolgen van de vele blowers werkte maatschappelijk ontwrichtend en diende geen enkel doel.
De werkzame stof in cannabis, THC (tetrahydrocannabinol), stond en staat op lijst 1 van de Opiumwet. Deze lijst vermeldt een aantal stoffen die als zeer schadelijk (harddrugs) voor de volksgezondheid worden beschouwd en daarom streng verboden zijn. Omdat het roken van cannabis in 1976 niet langer werd gezien als bijzonder gevaarlijk, verplaatste de wetgever de cannabis en ook hasj van lijst 1 naar lijst 2, hoewel deze producten THC bevatten. Op lijst 2 staan stoffen die wel verboden zijn maar die worden gezien als een gering risico voor de volksgezondheid (softdrugs). Dus niet de stof THC, maar enkel de cannabis en hasj, waarin THC voorkomt, werd voortaan gezien als een softdrug en niet langer als een harddrug. De stof THC zelf bleef op lijst 1 staan en is dus streng verboden.

Bereidingswijze spacecake
De politierechter in Amsterdam werd in september 2010 geconfronteerd met een zaak waarin het ging om space cake. In space cake zit THC en de vraag was of dit nu als een harddrug moest worden beschouwd of als een softdrug. Het is één van beiden: of het gaat uitsluitend om THC en dan is het een harddrug (lijst 1), of het gaat om THC die in cannabis of hasj voorkomt en dan is het een softdrug (lijst 2).
Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de bereidingswijze van de space cake. Deze cake kan op twee manieren worden gemaakt. De eerste manier is dat cannabis of hasj wordt vermengd met warme boter (de smeltmethode), waardoor de THC oplost met de boter. De plantaardige delen worden er vervolgens met een zeef uitgehaald en je houdt THC over zonder plantaardige delen, in een concentratie die er niet toe doet. Deze gesmolten boter met THC wordt vervolgens vermengd met het deeg voor de space cake. Bij deze bereidingswijze is de space cake een lijst 1 product en wordt als een harddrug beschouwd.
De tweede methode is dat in het beslag voor de space cake een met een koffiemolen fijngemalen poeder van cannabis of hasj wordt vermengd en hiermee space cakes worden gebakken. Nu worden de cakes beschouwd als een softdrug (lijst 2). Je ziet met het blote oog geen enkel verschil omdat de cannabis zodanig vermalen is dat dit niet zonder microscoop waarneembaar is.
Het verschil is dat je volgens de eerste methode uitsluitend THC (lijst 1 Opiumwet) aan de cakes toevoegt en in de tweede methode plantaardige fijngemalen delen cannabis (lijst 2 Opiumwet) met daarin THC verwerkt in cakes.

Deskundigenonderzoek

De Amsterdamse politierechter moest een vonnis vellen in een zaak waarin de officier van justitie niet kon kiezen tussen beide mogelijkheden en daarom voor twee ankers was gaan liggen: het was een harddrug van lijst 1 of anders een softdrug van lijst 2. Zoek het maar uit rechter!
In de praktijk is het antwoord op deze vraag minder eenvoudig te geven, vandaar de twijfel bij het openbaar ministerie. Als space cake door de politie in beslag wordt genomen wordt dit doorgaans door een deskundige van de politie onderzocht. In Amsterdam was dit sinds jaar en dag drs. Jellema, een apotheker in dienst van de Amsterdamse politie die dagelijks honderden monsters van inbeslaggenomen drugs in zijn laboratorium onderzocht. Hij is inmiddels met pensioen maar was wel degene die kort voor zijn afscheid deze space cakes had onderzocht. Dit deed hij door de cakes aan een visueel onderzoek te onderwerpen, hij keek met het blote oog of hij plantaardige delen zag (donkere spikkeltjes in gele cake). Dan was het een softdrug. Als hij niets anders zag dan een cake die je ook in de HEMA koopt vond hij dat het om een harddrug ging omdat de plantaardige resten er in de visie van het OM er kennelijk waren uitgehaald en dus alleen THC overbleef. Hij zag geen donkere spikkels en berichtte dat het dus om harddrugs ging. Over de chocolade cakes kan in dit verband weinig worden gezegd omdat je met het oog niets anders ziet dan een donkere massa.

De werkelijkheid is echter niet zo simpel als deze Amsterdamse politiedeskundige in zijn laboratorium wilde doen geloven en de politierechter liet weinig over van de gebruikte onderzoeksmethode. Om te bepalen of een space cake plantaardige delen van de cannabisplant bevat, moet een microscopisch onderzoek plaatsvinden. Een blik met het blote oog zoals Jellema had gedaan, volstaat niet, aldus de rechter. Zo ging het wel sinds jaar en dag in het Amsterdamse politielaboratorium. De aan de politierechter gepresenteerde cakes bevatten gemalen cannabis die je met het blote oog niet kon zien en waren dus softdrugs. De onderzoeksmethode schoot tekort en de verdachte ging dus vrijuit.
Voor coffeeshophouders die cakes of chocolade bonbons met THC in huis hebben geldt dat ze goed moeten weten wat ze verkopen, zo leert deze zaak.

April 2011, Maurice Veldman

Dit artikel verscheen in april 2011 in het maandblad Essensie

De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl LJN: BQ7174