Sinds 1976 is het voor coffeeshops verboden overlast te veroorzaken en gedurende de afgelopen 35 jaar veroorzaken coffeeshops in Amsterdam geen of nauwelijks overlast. Deze overlast is in ieder
geval een stuk minder dan die van andere horeca, zoals cafés en
cafetaria’s. Anders is het gesteld in gemeenten in de grensstreek waar drugstoerisme voorkomt. Naar verluidt veroorzaken drommen toeristen in de grensstreek veel overlast die, in hun zoektocht naar cannabis, kleine provinciestadjes overspoelen. Met de Amsterdamse situatie heeft dit echter niets te maken.

Over drugstoerisme in de grensstreek ging de uitspraak van de Raad van State. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bepaald dat discriminatie door gebruik te maken van het ingezetenen criterium in beginsel is verboden. Het weren van niet ingezetenen uit coffeeshops is alleen toelaatbaar als sprake is van de bijzondere
omstandigheid dat deze niet-ingezetenen op grootschalige wijze drugstoerisme veroorzaken dat tot ernstige overlast leidt. Drugstoerisme komt alleen voor in de grensstreek.

Aanzuigende werking

De rechter overwoog in dit verband: ‘Ter zitting van de Afdeling van 5 april 2011 heeft de burgemeester gespecificeerd – en dit is door Josemans niet betwist – dat het om 3,9 miljoen bezoeken (en niet bezoekers) gaat. De burgemeester heeft daaraan toegevoegd dat de coffeeshops een aanzuigende werking hebben en dat door deze grote toestroom van niet-ingezetenen de openbare orde onder druk staat. Zo bestaan er verkeers- en parkeerproblemen, ondervinden bewoners overlast wegens lawaai en hinder die worden veroorzaakt door de samenkomst van cannabisgebruikers die in het openbaar drugs gebruiken en ondervinden zij overlast van netwerken uit de georganiseerde criminaliteit in de buurt van de coffeeshops en van dealers en drugsverslaafden’. Dit was voor de rechter voldoende om in dit specifieke geval een inbreuk toe te staan op de regel dat iedereen in gelijke gevallen gelijk wordt behandeld.

 Uitgangspunt blijft dat de coffeeshophouder niet kan worden verplicht te discrimineren. De wietpas kan daarom niet landelijk worden ingevoerd. De rechter bepaalde immers dat de wietpas discriminerend werkt en dat mag alleen als er objectieve en redelijke gronden aanwezig zijn. Voor Amsterdam geldt dat er objectieve en redelijke gronden aanwezig zijn om juist niet te discrimineren met een wietpas.

Geen overlast

Burgemeester Van der Laan benadrukte dit in zijn brief van 19 november 2010 aan de minster:

‘De Amsterdamse coffeeshops in het centrum bedienen voor een groot deel toeristen, maar leveren niet de overlast op die in een grensstreek wordt ervaren. Toeristen in Amsterdam komen niet
alleen naar de stad om bij de coffeeshop af te halen en daarna direct te vertrekken, maar bezoeken deze veelal te voet als onderdeel van hun meerdaags verblijf (…).’

De burgemeester uitte in deze brief zijn vrees dat invoering van de wietpas zal leiden tot overlast in de buurt van overgebleven coffeeshops in de vorm van illegale straathandel. Dit is een rechtstreekse bedreiging voor de openbare orde en de volksgezondheid. Coffeeshops ontlenen hun bestaansrecht doordat zij een positieve bijdrage leveren aan de openbare orde en de volksgezondheid. Uitsluitend de burgemeester is ex art. 13b Opiumwet bevoegd een coffeeshop te sluiten wegens overlast.

De burgemeester van Amsterdam heeft in zijn brief met kracht van argumenten uitgelegd dat hij geen wietpas wil invoeren omdat er geen overlast wordt veroorzaakt door toeristen. Hij is als burgemeester de enige autoriteit die een coffeeshop kan sluiten bij overtreding van de gedoogvoorwaarden. De minister heeft niets te
zeggen over het sluiten van een coffeeshop wegens overlast. Dat vergeten velen. De burgemeester zal dus geen wietpas invoeren omdat hij als enige bevoegde autoriteit bepaalt of er in Amsterdam objectieve en redelijke gronden zijn om toeristen te discrimineren. Die zijn er niet en dat heeft hij al laten weten.

Voor invoering van de wietpas is overigens vereist dat minder drastische maatregelen geen soelaas bieden. In dit geval moet worden gedacht aan het verspreiden van coffeeshops naar gebieden
waar minder overlast wordt ervaren. In Amsterdam wordt dezer dagen een pilot in werking gezet die beoogt te komen tot een evenwichtige spreiding van coffeeshops over de hele stad. In deze
pilot is door de Universiteit van Amsterdam uitvoerig onderzoek gedaan naar overlast veroorzaakt door coffeeshops en alweer is gebleken dat daarvan geen sprake is.Ik beschik over cijfers van de resultaten van alle controles van de Amsterdamse politie van de afgelopen vijfjaar. Ook uit deze cijfers volgt dat coffeeshops geen noemenswaardige overlast veroorzaken.

Praktische problemen

Bij dit alles zijn de zeer complexe en mijns inziens onuitvoerbare praktische problemen nog onbesproken gebleven. Ik noem er een. Stel, een Maastrichtse coffeeshophouder krijgt als bijzondere
voorwaarde in zijn gedoogverklaring de verplichting opgelegd niet ingezetenen te weren en hij houdt zich daar niet aan, wat zal de rechter dan zeggen?

De rechter zal de burgemeester vragen of deze coffeeshop onaanvaardbare overlast veroorzaakt doordat niet ingezetenen de
coffeeshop bezoeken. De burgemeester mocht immers alleen onderscheid maken tussen ingezetenen en niet ingezetenen als er sprake is van ernstige overlast. Deze moet wel zijn veroorzaakt door
de coffeeshop die niet ingezetenen toelaat. Als de burgemeester in zijn algemeenheid opmerkt dat toeristen nou eenmaal overlast veroorzaken in de stad Maastricht en hij er niet in slaagt concrete bezwaren aan te voeren tegen de coffeeshop die niet ingezetenen toelaat dan bestaat de kans dat de rechter de verplichting om gebruik te maken van een wietpas onverbindend verklaart.

Reeds hierom is de wietpas rijp voor de prullenbak.

 

Amsterdam, 18 juli 2011                                Maurice Veldman

 

Dit artikel verscheen in augustus 2011 in het maandblad Essensie