In Thailand zitten vijftien Nederlanders onder gruwelijke omstandigheden vast. Een van hen is de negenenveertigjarige José Zonneveld, die ervan wordt verdacht drugs te hebben geïmporteerd. Haar broer, VN-redacteur Michiel Zonneveld, bezocht haar onlangs in de beruchte Lard Yao-gevangenis en zag de harde werkelijkheid achter de façade van het Aziatische vakantieparadijs.
Gaat het wel?’ Advocaat Bob Vink legt een beetje onhandig een hand op mijn schouder. Opnieuw zijn we in de wachtkamer van de bezoekersruimte van de Lard Yao-gevangenis. Ik ben al bijna een week met de Amsterdamse advocaat in Thailand en het is niet de eerste visite die ik aan mijn zus breng. Waarom moet ik uitgerekend nu huilen? Het duurt nog even voor ze achter het dikke glas van de zogeheten ambassadeurskamer verschijnt. Mijn woorden mogen niet te pessimistisch klinken. Alleen hoop houdt haar nu op de been.

Dat geldt overigens ook voor ons als familie. Tijdens mijn vakantie in Frankrijk deze zomer hoorde ik voor het eerst dat er iets grondig mis was met mijn oudste zus.

‘Hoe gaat het mam?’ vroeg ik over de telefoon terwijl ik over de bergen van de Vercors uitkeek.
‘Goed,’ zei ze.
Op de wereld zijn er weinig mensen die zo bedrukt ‘goed’ kunnen zeggen als mijn moeder.
‘Is het erg slecht nieuws?’
‘Ja, over José.’
‘Ligt ze in een ziekenhuis?’
‘Nee.’
Mijn moeder weet dan alleen nog maar dat mijn zus samen met een vriend is gearresteerd vanwege een postpakketje waarin xtc bleek te zitten. Volgens het proces-verbaal is er een doosje pillen gevonden. We dachten toen nog dat het uiteindelijk wel met een sisser zou aflopen. In veel gevallen laat de politie gevangenen op borgtocht vrij, vertelde iemand die lang in Thailand had gewoond. Verder was het pakketje nog niet door haar geopend toen ze net buiten het postkantoor van het eiland Koh Samui werd gearresteerd. Dus hoe kon ze weten wat er in zat? Ze had toch geen strafblad? Het was immers geen heroïne? Xtc was in Thailand tot voor enkele jaren zelfs legaal, hoorde ik vertellen. Mijn zus woonde er bovendien al dertien jaar en was met haar negenenveertig jaar geen kind meer. Met een goede advocaat kon het allemaal misschien nog goed komen.
Daaraan denk ik in de wachtkamer. Hoe zal ze straks reageren? Als mijn zus straks verschijnt, heb ik echt alleen maar slecht nieuws te vertellen. Vink en ik zijn naar Thailand gekomen in de verwachting dat we snel tot zaken konden komen. Maanden gingen voorbij zonder dat mijn zus een Thaise advocaat had. Dat had aanvankelijk ook niet zo veel zin. Zolang haar proces nog niet was begonnen, kon die niet veel uitrichten. Maar nu is er onderhand toch haast geboden.
Verder waren we op zoek naar lichtpuntjes voor mijn zus, feiten die van nut kunnen zijn voor haar verdediging. Al voor ons vertrek naar Thailand waren er enkele illusies de grond in geboord. De straffen op de handel in xtc zijn minstens zo hoog als die in heroïne.
Vanaf het begin ben ik op zoek naar houvast, ik wil optimisch blijven. Het heeft zelfs invloed op de manier waarop ik naar de Thaise hoofdstad kijk. Wie Bangkok binnenrijdt en de wolkenkrabbers kriskras door elkaar ziet staan, beseft dat Amsterdam en Rotterdam slechts dorpen zijn. Langs de weg zien we borden waarop de komende Apec-conferentie – de organisatie van Aziatische landen – staat aangekondigd. Je kunt overal koffie krijgen in de Amerikaanse Starbuck-cafés. De stad staat vol met moderne bankgebouwen, hotels en internationale consultant- en advocatenbureaus. In dit zo op het Westen georiënteerde land kan een verdachte toch niet rechteloos zijn? In elk geval zou het niet moeilijk moeten zijn snel een geschikte advocaat te vinden.
En er is de verleiding van de droom die het land in elke reisfolder verkoopt. Dat van happy Thailand. Met de paradijselijke stranden, de mooiste vrouwen, en de mensen die je altijd weer vriendelijk toelachen.
Zelfs het entree van de Lard Yao-gevangenis doet idyllisch aan. Voor je naar binnen gaat, kun je wachten bij een vijver met reusachtige vissen. Er is een klein restaurantje en in de winkel kun je vers eten kopen voor de gevangenen die je gaat bezoeken. Er is een gazon en je kunt zelfs een ansichtkaart kopen waarop het net lijkt of het om een vakantiekamp gaat. Wie wil ook niet liever vergeten wat er achter de façade schuilgaat?
We maken op de middag dat we aankomen een afspraak met de twee advocaten die mijn moeder al heeft gesproken. De ochtend daarop gaan we naar de Nederlandse ambassade, waar een bezoekerspas voor de gevangenis klaar ligt. De mensen van de ambassade zorgen er ook voor dat we mijn zuster in de wat luxere ambassadeurskamer kunnen ontmoeten. De ‘gewone’ bezoekers worden verwezen naar een lange gang waar een grote menigte naar de gevangenen aan de andere kant van het gaas schreeuwt om zich verstaanbaar te maken. Dankzij de verleende privileges kunnen we José ook langer bezoeken.
Aan het begin van de avond is er tijd genoeg om een wel bijzonder optimistisch berichtje na te trekken dat ik vlak voor mijn vertrek van een vriend van mijn zus uit India kreeg. ‘Big Breakthrough!’ staat er met grote letters boven. Opgetogen schrijft de man dat hij een Engelse vrouw heeft ontmoet die een manier weet om mijn zuster op borgtocht vrij te krijgen. In een paar weken zou ze al in Nederland kunnen zijn. Het is de moeite van het nabellen waard.
We schenken een biertje in op het binnenterras van ons hotel. We kijken een beetje verbaasd naar een man die maar niet ophoudt baantjes te trekken in het kleine zwembad van ons hotel. Hij is minstens zeventig, zijn Thaise vrouw hooguit drieentwintig. Hij spreekt Duits met hun twee kinderen. Ja, we zijn beslist in Bangkok.
De reddende engel noemt zich Billy. De Britse nodigt ons uit meteen langs te komen in haar restaurant. Met de taxi zijn we er in een halfuur, midden in een hippe buurt. Vlak voor het restaurant staat een BMW geparkeerd. Een jonge blonde vrouw doet open. ‘Sorry, het restaurant hebben we moeten sluiten, problemen met de huisbaas,’ zegt ze met spijt in haar stem. We kijken rond in het restaurant: antieke meubels in een moderne setting. De muren zijn hoog en van tropisch hout, de eerste verhuisdozen staan ingepakt. Billy vertelt dat er veel opnamen voor videoclips zijn gemaakt en dat ze in verschillende glossy’s hebben gestaan.
Ondertussen haalt ze een paar flessen Singha-bier. ‘Ik vond het vreselijk toen ik het verhaal van José hoorde.’ Ze kennen elkaar nog uit de tijd dat ze allebei op Koh Samui woonden. Met veel omwegen legt ze uit hoe ze ons kan helpen. Een vriend van haar verloofde heeft contacten met mensen in de georganiseerde misdaad. Hij weet hoe je mensen vrij moet krijgen. ‘In Thailand zitten geen rijke mensen in de gevangenis.’ We moeten wachten tot het proces begint, dan wordt de rechter omgekocht door een advocaat. ‘Jullie hebben echt niets te verliezen. Het is een no cure no pay-afspraak. Het enige wat de advocaat jullie zal vragen, is een voorschot van enkele honderden dollars. Geloof me, het werkt echt. Het kost wel veel geld en reken maar dat de prijs nog eens extra omhoog gaat als ze jullie witte gezichten zien. Een miljoen baht op zijn minst. Wellicht twee miljoen.’
Ik reken het uit: maximaal veertigduizend euro. Er is veel om over na te denken. Bob is de eerste die zich afvraagt of we niet worden opgelicht. ‘Stel nu dat Billy en haar vriend de helft van het geld in eigen zak steken?’
Zou mijn zuster de gevangenis overleven? Ze doet zo luchtig mogelijk over haar leven in Lard Yao. In brieven vergelijkt ze het met de middelbare school. ‘Het leven is hier alleen iets duurder,’ schrijft ze aan mijn moeder, omdat ze spullen in de gevangeniswinkel moet kopen.

Het is pijnlijk als we elkaar voor de eerste keer sinds haar arrestatie zien. Ze ziet er slecht uit. Zou ik een zinnig gesprek met haar kunnen voeren? Ze was erg in de war toen ze werd gearresteerd. Dat was ze overigens ook al toen ze me enkele weken voor het drama belde. In de politiecel zou ze dicht tegen een psychose aan hebben gezeten, ze hoorde stemmen.
Zo erg is het nu gelukkig niet. Ik probeer een grap te maken: ‘Zo José, jij bent in de familie altijd de eerste die een leuk plekje ontdekt,’ zeg ik. Zij probeert op haar beurt te lachen. Over het gevangenisleven praat ze op dezelfde luchtige toon als in haar brieven. Toch overtuigt ze ons niet. Haar ogen zeggen iets anders.
Die ochtend hebben we op de ambassade gehoord dat de gevangenissen overvol zijn. Er is normaal gesproken plaats voor negentigduizend gevangenen. Nu zitten er naar schatting tweehonderdtachtigduizend vast. In het vliegtuig had ik net Forget You Had a Daughter van Sandra Gregory gelezen die tien jaar geleden in deze gevangenis zat. Ze beschrijft hoe ze met maximaal honderdtwintig vrouwen lijf aan lijf in een cel moest liggen. Inmiddels zitten er meer dan tweehonderd vrouwen in een cel. Ze moeten daarom bij toerbeurt slapen, liggend op een zij.

José vertelt dat ze ondanks de warmte ’s nachts sokken draagt omdat ze bang is dat haar voeten het gezicht van een vrouw met schurft raken. Ze is ook bang voor tbc en aids. ‘Kunnen jullie nog eens bij de ambassade vragen of ik in een kleinere kamer kan?’ Verder praat ze liever over de leuke vriendinnen en de Engelse les die ze aan medegevangenen wil gaan geven. Het eten is slecht. Maar gelukkig heeft ze geld op haar rekening staan om in de gevangeniswinkel extra eten, medicijnen en vitaminen te kopen. Die week ben ik druk bezig om voor haar en enkele vrouwelijke medegevangenen die geen hulp hebben, geld te storten. Mijn zus zal het nu hopelijk uithouden tot het volgende familiebezoek.
José spreekt verder nauwelijks over de details die in Forget You Had a Daughter zijn beschreven. Over de ratten die uit het riool de kamers in kruipen, het geweld, de abominabele medische omstandigheden en de vernederingen. Maar sommige dingen waren ook zo erg, verklaart Gregory, dat ze het simpelweg niet aan haar ouders kon schrijven. In haar boek heeft ze geen reserves meer. Ze beschrijft een lijk dat te lang in de hitte blijft liggen. Als de medegevangenen opgedragen wordt het af te voeren, ontploft het.
Er is weinig reden om te geloven dat de situatie is verbeterd. Amnesty International veroordeelt in recente rapporten de mensonterende omstandigheden in de gevangenissen. Er wordt beschreven hoe enkele Afrikaanse mannen in Lard Yao zo zijn mishandeld dat ze overleden. Bijna achteloos vertelt mijn zus nog wel dat er deze week vier vrouwen op de ziekenafdeling zijn overleden.
Volgens Bob Vink kan het geen kwaad als we in het weekeinde naar Koh Samui vliegen, het eiland waar José werd gearresteerd. In het plaatsje Boputh boeken we een ruime hotelkamer met uitzicht op zee. Het lijkt zowaar een beetje vakantie. We zijn vroeg, en omdat iedereen die we willen spreken nog slaapt, gaan we maar naar het strand. Vink denkt José beter te kunnen adviseren als we iets meer weten over de bewijzen, of de vermeende bewijzen tegen haar. We hebben wat telefoonnummers van vrienden van mijn zus en gaan bij ze langs om wat vragen te stellen.

‘De mensen zijn bang geworden,’ zegt Horst, een Duitse bekende van mijn zus. ‘Dat waren ze al voor de arrestatie van José, maar daarna helemaal.’ Iedereen kent het verhaal. José woonde al zo lang op het eiland en had een winkel waar ze kleren, sieraden en antiek uit Birma verkocht. De huiseigenaar heeft inmiddels al haar bezittingen tot zijn persoonlijk eigendom verklaard en de winkel opnieuw verhuurd. Er zijn veel raadsels over wat er is gebeurd. ‘We weten weinig,’ zegt Horst, ‘omdat José niet door de plaatselijke politie is gearresteerd, maar door een eenheid uit Bangkok.’
We horen over een recente zuivering van de politie die wat al te corrupt was geworden. Maar niemand weet het precies. Zijn er mensen geweest die de naam van José in verband hebben gebracht met drugs? Horst weet het niet. Het zou kunnen. De politie belooft mensen die met een kleine hoeveelheid drugs worden gepakt clementie, als ze maar een naam noemen van hun dealer. ‘Sommigen noemen zo maar een naam en José was een zo opvallende verschijning, dat iedereen op het eiland haar kende. Wat bovendien ook niet helpt is dat de vriend met wie ze was zwart is. Dan denken veel Thais al snel aan een Nigeriaanse drugsdealer.’

Het lijkt ons die avond een goed idee om in het restaurant van de man te gaan eten die mijn zus als een heel goede vriend heeft omschreven. Het blijkt een van de vele pizzeria’s op het eiland. Romeo lacht ons eerst toe, maar als we ons voorstellen, zien we hem verstijven. Hij komt straks bij ons, belooft hij, en neemt de bestelling op zonder ons aan te kijken. Twee uur lang loopt hij schichtig om ons heen. Dan pas, als hij ziet dat we nog steeds geen aanstalten maken om te vertrekken, gaat hij bij ons zitten en begint zenuwachtig te praten.

Romeo vertelt over de arrestatie van José. Enkele maanden eerder was hij samen met zijn Thaise vriendje zelf opgepakt omdat er bij een huiszoeking marihuana was gevonden. Hij werd weer vrijgelaten, maar is nog steeds doodsbang dat hij alles verliest als zijn zaak straks voorkomt en dat hij alsnog de gevangenis in moet. Hij zou toch niet de naam van mijn zus hebben genoemd, denk ik even.

Later praten we op het eiland met een vrouw die dat zeker meent te weten. ‘Het komt echt nooit voor dat de politie iemand zo snel weer vrijlaat. Hij heeft bovendien ook het geld dat hij aan borgtocht moest betalen al weer teruggekregen. Dat is volkomen abnormaal in dit land.’ We willen haar niet meteen geloven. Op een klein eiland als Koh Samui wordt nu eenmaal veel geroddeld.

Een eigenaar van de Ierse bar vertelt ons later dat alles op het eiland is veranderd sinds de Thaise regering haar war on drugs inzette. De tijd dat alles kon, is echt voorbij. Niet dat de drugs ook verdwenen zijn. Nog steeds trekken drommen jongeren naar Koh Panggang, het ‘feesteiland’ dat wij vanuit ons hotel kunnen zien liggen. Maandelijks hoogtepunt is de Full Moonparty, waar het de jonge toerist aan geen pil ontbreekt.

Op het strand praat ik met Bob Vink over de Thaise strijd tegen drugs. Hij vertelt dat hij plannen had om een nascholingsprogramma voor advocaten op Cuba te organiseren. De ambiance van zon en zee zou veel collega’s ongetwijfeld verleiden om deel te nemen. ‘Door de recente executies en arrestatie van dissidenten kan dat natuurlijk niet meer,’ zegt hij. Maar hoe sinister de gebeurtenissen op het Caribische eiland ook zijn, ze vallen vrijwel in het niet met wat hier gebeurt.
Dit jaar is de regering begonnen met een in de woorden van de Thaise premier ‘meedogenloze’ aanval op de drugshandel. Vooral de import van zogeheten ‘metamphetamines’ – Jaba, in de volksmond – uit Birma leidt tot paniek. De campagne werd op 1 februari gelanceerd en doet haar naam alle eer aan. Volgens cijfers van de overheid vonden bij de oorlog meer dan zevenentwintighonderd mensen de dood. Dat is exclusief de duizend veroordeelde gevangenen die op hun executie wachten.
Professor Pasuk Phongpaichit van de Chulalongkon Universiteit in Bangkok wees er kortgeleden op dat er een opvallende overeenkomst is met de manier waarop in de jaren tachtig werd afgerekend met Thais die betrokken waren bij een communistische opstand. De executies zouden uitgevoerd worden door ‘eenheden’ die onder controle staan van ‘machtige mannen’. Volgens haar is het niet toevallig dat de twee generaals die destijds betrokken waren bij de strijd tegen het communisme, nu als minister verantwoordelijk zijn voor de oorlog tegen drugs. Veel slachtoffers stonden volgens Amnesty International op nogal op willekeurige wijze opgestelde zwarte lijsten.

‘Als je met goed fatsoen niet naar Cuba op vakantie kunt gaan,’ vraag ik de advocaat, ‘waarom dan eigenlijk wel naar Thailand?’ Ik had toen nog niet eens de reeksen van aanklachten van internationale organisaties gelezen over andere mensenrechtenschendingen.

Terug in Bangkok moeten we snel besluiten nemen. Het belangrijkste is de keuze van de advocaat. Dat is iets dat een verdachte, zeker als je uit het buitenland komt en de taal niet spreekt, tot wanhoop drijft. Buitenlanders zijn geld. Gregory schrijft in haar boek dat Thaise medegevangenen van hun advocaat een commissie vangen van tien procent van het honorarium als ze in de gevangenis een niet-Thai als nieuwe klant werven. De suggesties die José krijgt, blijken niet veel waard. Ook op andere manieren dringen advocaten zich op. Mijn moeder merkt dat er naast haar iemand meeschrijft als ze tijdens een bezoek bij de poort de naam van haar dochter moet spellen. ‘I’m a lawyer,’ is de verklaring. Een ander glipt tijdens een bezoekuur mee naar binnen. Geen van hen spreekt behoorlijk Engels. Ze doen aanvankelijk onduidelijk over hun honorarium en beloven grootse resultaten.
De keuze valt op de advocaat Puttri Kuvanonda. Volgens de ambassade een van de betere. Inmiddels staat hij ook Machiel Kuijt bij. Kuvanonda spreekt al snel over geld en doet niet de minste moeite de zaak rooskleurig voor te stellen. Dat is iets dat na een week Thailand vertrouwen wekt. Bovendien spreekt hij goed Engels en zijn verhaal over het Thaise rechtssysteem klinkt reëel.
We praten met hem over de gevangenisstraf. Mijn zus pleit tot nu toe onschuldig. Maar als ze dat blijft doen, is het risico groot. Indien ze toch schuldig wordt bevonden kan ze, met de hoeveelheid drugs waar het in de aanklacht om gaat, de doodstraf krijgen. In het gunstigste geval, houdt de Thaise advocaat ons voor, kan dat worden omgezet in levenslang. Zonder een kans op strafvermindering.
Dat denk ik althans te begrijpen.

Na de lange reeks elkaar tegensprekende advocaten begin ik behoorlijk de draad kwijt te raken. Geopend of ongeopend, het pakket zou wel eens voldoende bewijs kunnen zijn. En mocht dat niet zo zijn, dan nog wordt de verdediging lastig. De aanklager kan beschikken over een dossier dat voor de verdediging geheim blijft. Anonieme verklaringen van agenten dienen als voldoende bewijs. De verdediging mag ze niet verhoren. Ontlastende verklaringen mogen worden achtergehouden.
Bob Vink kijkt onthutst bij dit exposé over het Thaise rechtsstelsel. Wie in dit systeem onschuldig is en pleit, loopt grote kans op de maximale straf. We hebben dan al gehoord van twee Nederlanders van Chinese komaf die eerst waren vrijgesproken en in hoger beroep alsnog ter dood zijn veroordeeld. Ze hadden volgens de aanklacht alleen een kleine hoeveelheid marihuana in hun bezit. Maar de huiseigenaar bij wie ze een kamer hadden gehuurd, bleek elders in het huis heroïne te hebben verstopt. Het verhaal van Machiel Kuijt, die nu al zes en een half jaar vast zit, is bekend. Zijn ex-vriendin is de hoofdverdachte en kreeg tweeëndertig jaar. Bij Kuijt werd niets gevonden, hij was zelfs niet in de buurt, hij ontkende en krijgt levenslang. In totaal zitten er vijftien Nederlanders in een Thaise gevangenis.

Ik denk aan het dilemma van José, maar ook aan haar vriend die er enkele dagen geleden vast van overtuigd was dat hij zou worden vrijgesproken. Moet ze dan maar schuldig pleiten? Puttri Kuvanonda durft het niet te zeggen. Opnieuw moet ik mijn best doen de redenering te volgen. In het allergunstigste geval zou ze vijfentwintig jaar krijgen. Is dat niet te somber, denk ik. Ik had ook al eens twaalf jaar gehoord. Is dat dan niet waar? In elk geval zie ik weinig kans dat mijn zus de gevangenis levend verlaat. ‘Ze zou meer kans hebben als er een verdrag tussen Nederland en Thailand was om de straf in eigen land uit te zitten.’ In het allergunstigste geval moet mijn zus dan vier jaar zitten. Acht jaar kan ook. Er is al een vol vliegtuig met Nigerianen teruggegaan. Kuvanonda zegt niet te begrijpen waarom Nederland geen uitleveringsverdrag wil afsluiten.
Inmiddels lijkt Nederland overstag te gaan. Toen Kuijt, nadat hij aanvankelijk was vrijgesproken, in hoger beroep alsnog werd veroordeeld, was de druk van de publieke opinie op de Nederlandse regering zo groot dat ze wel moest zwichten. Achter de schermen wordt met de Thaise regering onderhandeld. Het is de bedoeling dat er definitieve afspraken over het verdrag worden gemaakt als de koningin in januari op staatsbezoek naar Thailand gaat.

De hoop dat Billy mijn zus gaat redden, hebben we niet meer. Ze belt wel met grote regelmaat. Ze verzekert ons dat het nu ‘honderd procent zeker’ is dat mijn zuster vrijkomt. We zouden haar graag geloven. We horen dat sommige zaken op een ‘onorthodoxe manier’ worden geregeld. Maar meestal kan dat alleen kort na de arrestatie, als een verdachte nog voor verhoor op het politiebureau zit. Het begint ons wel erg op te vallen dat ze steeds verschillende verhalen vertelt. Eerst is het de rechter die bewerkt gaat worden. Even later gaat het om de politie van Koh Samui. Terwijl we dan inmiddels allang weten dat het de politie van Bangkok was die José heeft gearresteerd.

Puttri Kuvanonda had ons al gewaarschuwd voor oplichters. Als we er geld aan willen uitgeven, moeten we dat vooral doen. Het helpt niet. We moeten het maar ‘boeddhistisch benaderen’, zegt hij. Wellicht zouden we het onszelf kwalijk gaan nemen dat we niet alles hebben geprobeerd.
Over Billy bereiken ons steeds slechtere verhalen.
Ik bel in Nederland met een vriendin van José. Als ik de naam van de Engelse laat vallen, heb ik nog niets over mijn ervaringen verteld. ‘Die stoephoer,’ is de reactie. ‘Die vrouw is in Bangkok bezig geweest bejaarden hun pensioen afhandig te maken. Dat was een grote zaak daar. Je hebt toch hopelijk niets met haar te maken?’
Tijdens een van de vele taxiritten in Bangkok hebben Vink en ik elkaar nog bestookt met morele dilemma’s. Meewerken aan omkoping deugt natuurlijk niet. Maar geldt dat ook in een rechtssysteem waar de verdachte nauwelijks kans heeft? Wat is moreel eigenlijk als het alternatief is dat je je zus hier in een cel laat zitten? Er valt inmiddels niet meer te kiezen.
José komt binnen en ik ga achter het glas zitten. Ze lijkt sterker dan ooit. Ze weet heus wel dat het er slecht uitziet voor haar. Maar haar Thaise advocaat heeft de neiging de zaken wel erg zwart te schilderen. ‘Ik ga voor die vier jaar. Zo lang houd ik het nog wel uit.’ ?
Om redenen van veiligheid zijn sommige namen en plaatsen in dit stuk veranderd.
nb: Jose is in 2008 naar Nederland teruggekeerd!

Copyright © 2003 Weekbladpers Tijdschriften
Door Michiel Zonneveld