Gisteren deed de Amsterdamse rechtbank een uitspraak die het hele gedoogbeleid op zijn kop zet. Aan al het gesteggel over de ‘achterdeur’ lijkt met deze wijze uitspraak opeens een eind gekomen en voor de coffeeshophouders betekent dit een grote opluchting. Wat is er aan de hand?

Dat de rechterlijke macht al enkele jaren de buik vol heeft van de achterdeurproblematiek van coffeeshops wisten we al. Rechters vertikken het nog langer te  straffen voor een realistische handelsvoorraad.

Wel nieuw is de manier waarop de Amsterdamse rechtbank nu het Openbaar Miniserie te kijk zet. En de rechtbank doet dat met een motivering die alle grond onder de voeten van het overijverige O.M. wegblaast.

De uitspraak van de Amsterdamse rechtbank betreft de vondst van 45 kilo cannabis en 855 joints, allemaal gevonden in de woning van een cliënt van mij die er drie coffeeshops op na houdt. Deze hoeveelheid was noodzakelijk om zijn coffeeshops te kunnen bevoorraden. Daarvan kon de coffeeshophouder de rechter met kracht van argumenten overtuigen.

Normaliter krijgt een coffeeshopexploitant een schuldigverklaring zonder strafoplegging, een zogenaamd rechterlijk pardon met als motivering dat de overheid aan zet is om de aanvoer van cannabis naar coffeeshops juridisch vorm te geven. Dit keer ging de rechter flink verder en kreeg justitie pas echt de kous op de kop.

De rechter wees allereerst op het paradoxale feit dat de teelt en de inkoop bij kwekers of tussenhandelaren verboden is. Dat het aanhouden van een stash rechtstreeks voortvloeit uit een gedoogde activiteit speelt voor de rechtbank een belangrijke rol. De rechtbank zegt eigenlijk: zonder stash is geen gedoogbeleid mogelijk. Al 40 jaar genereert de overheid een probleem waar ook criminele organisaties hun voordeel mee doen: de kweek en bevoorrading van cannabis.

Dan somt de rechtbank fijntjes op waarom mijn cliënt rechterlijke bescherming toekomt. Hij heeft zijn bedrijfsvoering op orde, zijn bedrijven staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, hij voert een goede boekhouding, draagt verantwoording af naar de fiscus en betaalt jaarlijks grote bedragen aan de Belastingdienst. Kortom: hij heeft zijn zaken goed voor elkaar.

De hoeveelheid van ongeveer 45 kilo was toereikend als wordt gekeken wat hij met zijn drie coffeeshops per maand omzet. Deze hoeveelheid was redelijk voor een normale bevoorrading als je een uitgebreid assortiment aan soorten cannabis aanbiedt.

Mijn cliënt exploiteert op een verantwoorde en op een voor de schatkist lucratieve wijze zijn coffeeshops.

Zolang het Openbaar Ministerie ervoor kiest coffeeshopexploitanten te dagvaarden is de rechter gedwongen hierover te oordelen. Dat oordeel luidde gisteren vernietigend en moet worden opgevat als een terechtwijzing aan het O.M. om deze zaken in het vervolg maar beter niet meer aanhangig te maken.

Het verweer van alle officieren van justitie in Nederland dat rechters op de stoel van de wetgever gaan zitten door coffeeshophouders straffeloos te verklaren wordt in klare taal naar de prullenbak verwezen. Het rechterlijk pardon is een wettelijke mogelijkheid die rechters mogen inzetten om verdachten wegens de geringe ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden te ontzien. Daar heeft de officier van justitie niets mee te maken. De laatste kan in hoger beroep gaan, maar dat helpt hem ook al niet, zoals we hebben gezien.

Het Openbaar Ministerie wordt hier op pijnlijke wijze terecht gewezen. De rechtbank verwijst naar het feit dat veel burgemeesters pleitbezorger zijn van regulering en zegt eigenlijk: wij zijn echt niet gek en laten ons niet in de luren leggen door het Openbaar Ministerie.

De rechtbank oordeelt dat de niet geregelde achterdeur een crimineel circuit bevordert dat tot problemen leidt. De overheid wordt hier als het ware als uitlokker verantwoordelijk gesteld voor het ontstaan en voortbestaan van een crimineel circuit. Ferme taal, maar zo is het wel.

De veel gehoorde bezwaren dat het reguleren van de achterdeur in strijd is met internationale verdragen worden op kordate wijze van de hand gewezen met deze uitspraak.

Ten slotte merkt de rechtbank op dat Nederland hopeloos achter de internationale ontwikkelingen aanloopt van deregulering en legalisering van cannabis. Ook dat is nog niet eerder door de rechter aangehaald als omstandigheid voor straffeloosheid. Nederland wordt te kijk gezet en dat doet de rechter niet snel.

Eindelijk is nog een veel gehoord en terecht opgeworpen argument in de rechtspraak terecht gekomen dat alle coffeeshopexploitanten al jaren roepen: het gehuichel van het O.M. over de achterdeur laat onverlet dat de schatkist jaarlijks enorme bedragen verdient aan belastingen die coffeeshopexploitanten afdragen. Navraag leerde dat de Staat der Nederlanden jaarlijks meer dan 1,5 miljard euro binnenhaalt aan belastingen die door cannabisondernemers worden afgedragen.

Met deze wijze uitspraak van de Amsterdamse rechtbank kan de achterdeur niet langer de stok zijn om de coffeeshophouders te slaan.

Aan het feest van het rechterlijk pardon voor coffeeshophouders komt geen einde.

De houdbaarheidsdatum van het gedoogbeleid is met deze uitspraak ruimschoots verstreken.

 

Amsterdam, 4 februari 2016